BAAC heeft in 2019 en 2020 in opdracht van de Provincie Utrecht en het Rijksvastgoedbedrijf een opgraving variant Archeologische begeleiding (AB) en een daadwerkelijke opgraving (DO) uitgevoerd in het plangebied Woonwijk Vliegbasis Soesterberg. Het onderzoek is in drie fases uitgevoerd. De eerste begeleidingsfase vond plaats tussen 13 t/m 15 februari en op 22 februari 2019 (werkput 1, ontsluitingsweg CNA), de tweede tussen 6 januari en 6 maart 2020 en de derde fase tussen 7 september en 25 november 2020. Tijdens deze laatste fase is ook locatie B1, een historisch erf uit de 18e tot eerste helft 20e eeuw, opgegraven (projectnummer A-20.0294). In totaal zijn 15 werkputten aangelegd met een gezamenlijke oppervlakte van 13.455 m2. De onderhavige archeologische onderzoeken werden uitgevoerd ten behoeve van de opsporing van conventionele explosieven (CE) voorafgaand aan de bouw van de nieuwe woonwijk. De onderzoeken volgden op twee booronderzoeken en de in 2008 vervaardigde gemeentelijke verwachtings- en beleidsadvieskaart voor de gemeente Zeist1 en de in 2010 vervaardigde verwachtings- en beleidsadvieskaart voor de gemeente Soest.2 Op basis van de kaarten en een verkort vooronderzoek bij het Plan van Eisen is vastgesteld dat binnen het plangebied resten aanwezig zijn van drie mogelijke historische erven uit de 19e en/of 20e eeuw, sporen (greppels, wallen) van de 17e-eeuwse verkavelingsstructuur langs de Amersfoortseweg (zuidoostelijke deel) en de resten van drie Duitse luchtafweerstellingen met randstructuren (westen, A1, A2 & A3). Tijdens het onderzoek zijn de vijf vindplaatsen ook daadwerkelijk aangetroffen. De Duitse complexen en de erven laten zich goed ruimtelijk begrenzen. Op de erven kunnen de perceelsgrenzen van de kadastrale hulpkaarten worden aangehouden. De sporen volgen deze grenzen niet exact, maar als een buffer van 5 m rondom de terreinen wordt aangehouden, vallen ook de achterafgelegen afvalkuilen binnen de grenzen hiervan. Vindplaats 1 betreft een terrein met daarop vijf onderscheiden erven met bebouwing. De vroegste fase dateert uit de late 18e eeuw/begin van de 19e eeuw en de laatste fase dateert uit het midden van de jaren ’30 tot de Duitse sloop omstreeks 1942. Uit de vroege fases dateren geen duidelijke funderingsresten. Wel zijn tientallen grondbewerkingssporen en (paal)kuilen teruggevonden. Uit de late 19e eeuw en eerste kwart van de 20e eeuw dateren verder bakstenen bezinkputten. Het erf uit de jaren ’30 is het best bewaard geble...